Voor ons strekt zich het droge, ruige, lege niemandsland van Kazachstan uit. Een canyon vormt een litteken in de vlakte waar de weg induikt. Het is 33 graden in de schaduw, in de brandende zon op de schaduwloze weg moet het nog veel warmer zijn. Na ruim een week bivakkeren in Almaty zijn we eindelijk onderweg.
We weten uit ervaring dat we zowel fysiek als mentaal in ons reisritme moeten komen. In deze omstandigheden duurt dat net even wat langer. De wind raast over de vlakte, waardoor we soms een stuk moeten lopen, op de onverharde wegen rammelen de tanden uit je mond. In 2011 kampeerden we ooit vijf nachten achter elkaar in de Mongoolse heuvels. Dat record breken we nu omdat er een week lang geen enkele vorm van accommodatie beschikbaar is.
Af en toe passeren we een klein dorpje waar we uitkijken naar магазин: piepkleine toonbankwinkeltjes waar ze brood, blikjes groente en iets kouds te drinken verkopen.
Ooit, in 1987, fietsten we van Nederland naar Nieuw-Zeeland. In die twee jaren kwamen we welgeteld drie keer andere fietsers tegen. Dit voorjaar, op de Balkan, ontmoetten we al hordes fietsers die onderweg waren naar China. Hier in Kazachstan komen we er binnen een week alweer tien tegen: allemaal twintigers en dertigers en bijna allemaal jongens. Ze dansen fluitend over de bergen waar wij moeizaam tegenop zwoegen. Deze fietsers waren nog niet eens geboren toen wij onze wereldreis maakten.
De Charyn Canyon is de Bryce Canyon (USA) van centraal-Azie. Het is inderdaad prachtig fietsen over de ruwe grindweg tussen de hoge wanden. Wel een beetje jammer dat Paul onderuitgaat en zijn arm openhaalt.
Weer een dag fietsen later kamperen we aan de voet van glooiende bruine heuvels en kunnen we verder terugkijken dan we die dag gefietst hebben. Kazachstan is vooral wijds, leeg en ruig.
We ontmoeten Vadim en Ljudmilla, die met hun Russische Fiatje onderweg zijn. Ze schenken ons langs de kant van de weg zoete hete thee in papieren bekertjes met Delftsblauwe opdruk. Ze spreken alleen Russisch, maar we keuvelen er gezellig op los met veel gebaren. Bij het afscheid maken ze een heuse polaroidfoto die wij als souvenir meekrijgen.
De omstandigheden in Kazachstan vormen een behoorlijke aanslag op ons gestel en daarom besluiten we een taxi te regelen voor de beruchte ruige weg naar de afgelegen grenspost met Kirgizië en het eerste stuk dat land in. Bij de grens staan geen taxis, maar de grenswachten verdienen graag een centje bij door voor taxichauffeur te spelen. Kwestie van uniformjasje uittrekken, tshirt aan, en we kunnen vertrekken.
Het verschil met het kurkdroge Kazachstan is enorm. Kirgizië wordt niet voor niets het Zwitserland van Azië genoemd: prachtige groene valleien omzoomd door met de eerste sneeuw bedekte pieken. Tegen de hellingen dennenbomen, overal klatert water en de valleien zijn bespikkeld met de zomerkampen van de herders met hun grote kuddes paarden.
Over niet al te lange tijd gaat de grenspost dicht , verlaten de herders de hoogvlakte en is alles bedekt met een dik pak sneeuw. Maar nu kamperen wij aan een riviertje en fietsen de volgende dag de vallei en de bewoonde wereld in. We lunchen nog een laatste keer langs de weg, luierend in de schaduw van hoge populieren, luisterend naar een klaterend stroompje en kijkend naar de roofvogel die hoog boven ons in de lucht zweeft, en dan bereiken we Karakol.
Karakol is de vierde stad van Kirgizië met 70.000 inwoners, maar ziet er uit als een stoffig dorp. Het is ons thuis voor de komende dagen. Hier gaan we uitrusten en ons voorbereiden op het volgende stuk niemandsland.