Net iets voor Cafayate bereiken we het asfalt. In het vorige bericht heb je kunnen lezen hoe aangenaam dat was, om weer schijnbaar moeiteloos over een glad wegdek te fietsen. Cafayate blijkt een aangenaam stadje te zijn dat zich vooral profileert als het wijncentrum van de regio. Overal kun je de zogenaamde bodega’s bezoeken voor een rondleiding en natuurlijk uitgebreid wijnproeven. Dat boeit ons niet zo want wijndrinken kun je thuis ook prima. Bovendien zijn de meeste Argentijnse wijnen hier net iets duurder dan dezelfde fles in Nederland.
Wij zitten lekker op het grote beschaduwde plein, waar de stadsezels het gras kort grazen, en eten bij een van de vele restaurantjes. We slaan nieuwe voorraden in en rusten uit voor de volgende etappes.
Vanaf hier fietsen we verder naar het zuiden maar nu over een verharde Ruta 40. Er is extreem weinig verkeer op deze brede glad geasfalteerde weg. En dat zal ook zo blijven. Lunchen op de middenstreep gaat niet lukken, maar voor een kop koffie is er tijd genoeg tot de volgende auto.
We fietsen voor het eerst in weken weer eens lekker door. Niet alleen door dat gladde asfalt en het ontbreken van verkeer, maar vooral ook omdat de Ruta 40 langzaam maar gestaag blijft afdalen en de wind meestal geen roet in het eten gooit.
Het is zo’n 550 kilometer van Cafayate naar Chilecito, door een soort semiwoestijn met meestal maar één gehucht per dag. Dan is een bezienswaardigheid extra welkom. We bezoeken de (pre)Incaruïnes van Quilmes en Shinkal en een prachtig museum in Amaicha. Balsem voor de ziel!
We zitten nu ook op de grote fietssnelweg voor de superbikkels van Zuid Amerika: fietsers die de hele 5000 kilometer van de Ruta 40 rijden: van de Boliviaanse grens tot en met het zuidelijkste puntje van Tierra del Fuego. En we ontmoeten ze inderdaad: een Frans stel met een pamperpeuter onderweg naar het noorden, twee Argentijnen ‘en route’ naar Nicaragua. Een Duitser die hier acht maanden een beetje rondfietst.
Dan is het niet zo vreemd dat er in het piepkleine dorpje Punta de Ballisto ineens een bord in de berm staat: ‘Ruta 40 Cyclists Welcome: Pizza, Sandwiches, Cold Drinks, Camping’. Voor ons komt dit mooie aanbod helaas te vroeg op de dag. WIj moeten eerst nog even een kale vlakte van stekelige struikjes en zand over. Veertig kilometers zonder een enkele bocht een natuurlijk hebben we wind tegen ;-). Dan is de ruine van een hutje een geschenk uit de hemel. Even in de schaduw en uit de wind bijkomen.
Gelukkig verdwijnt de vlakte achter ons en is het weer als vanouds een aflopende zaak. Zeker ook omdat we inmiddels ruim twee maanden onderweg zijn en op het moment van publicatie we over vier weken op Schiphol zullen landen. Waar het vast nat, guur en koud zal zijn.
We dalen verder af over de Ruta 40. En wat fijn is die vrijwel voortdurende daling in hoogtemeters. We zakken net onder de 1000 meter grens als we het dorpje San Blas de los Sauces binnenrijden. Het waait weer eens en grote wervelwinden blazen een paar kuub stof en zand onze kant op. Het gebruikelijke spektakel. We stoppen bij een piepklein restaurantje waar we in vijf minuten een 1,5 literfles Cola leegdrinken. Ook heel gebruikelijk tegenwoordig ;-). Het is inmiddels een uur of half vijf dus tijd om een wildkampeerplekje te zoeken.Tien minuten verderop fietsen we tegen een echte fietserscamping aan. Met douches, schaduw en heeeel bijzonder: echt gras om je tent op te zetten.
Het is de afgelopen dagen steeds warmer geworden. Als we ‘s avonds voor ons tentje zitten is het om negen uur nog ruim 29 graden. De volgende dag staan we extra vroeg op om van de ochtendkoelte te profiteren. We halen het dorpje Pituil nét voor het echt warm wordt: onze thermometer geeft 36 in de schaduw aan. De Argentijnse zomer komt eraan ;-).
De dag daarna is het nog maar 45 kilometers naar Chilecito. Daar hebben ze hotelkamers met airco. Het weerbericht geeft aan dat de komende dagen het kwik tot 40 graden kan gaan oplopen. Net als wij een 2000 m hoge pas over willen steken.